De onderwijssector kampt met een grootschalige opgave. Er is sprake van achterstallig onderhoud en de match tussen vastgoed, veranderende studentenaantallen en onderwijstrends (blended leertrajecten, gepersonaliseerd leren, hybride onderwijs en online didactiek) blijft lastig te managen. Ook op het gebied van duurzaamheid en binnenklimaat valt er nog veel winst te behalen. Dit roept vragen op over de kwaliteit en optimale inrichting en benutting van onderwijsgebouwen.
In deze interviewreeks leggen wij dit vraagstuk voor aan de deelnemers aan de inspiratietafel ‘Future Proof Onderwijs’. Daaronder Marijke Weustink – van Ditzhuyzen, directeur Real Estate & Facilities bij Erasmus University Rotterdam en Dennis Gronert, campus-, gebieds- en huisvestingsontwikkelaar bij de Universiteit van Amsterdam. Wat is hun visie op duurzame onderwijshuisvesting? En waar liggen (onbenutte) kansen op weg naar ‘future proof’ huisvesting voor het onderwijs’?
Wat is momenteel, strategisch gezien, jullie grootste opgave en hoe gaan jullie daarmee om?
Dennis: “campusontwikkeling is een dynamisch proces waarin software en hardware gematcht worden. In het vinden van die match zie ik de uitdaging. De hardware betreft de stenen, de voorzieningen die nodig zijn om onderzoek en onderwijs te faciliteren. Vooral aan de softwarezijde gebeurt veel. Faculteiten vernieuwen en zoeken steeds meer naar samenwerking met externe partijen. Dat proces goed faciliteren is nog een zoektocht. Dan heb je het over communities bouwen en faciliteren. Hoe doe je dat? Hoe draag je met voorzieningen bij aan vruchtbare ontmoetingen en samenwerking? We willen de ontwikkeling van zogenaamde ecosystemen op alle gebieden faciliteren. We kijken niet alleen naar de onderwijs- en onderzoeksgebouwen die we zelf hebben, maar juist ook naar de startup-ecosystemen en de bedrijvigheid die daar omheen zit.”
“Daarnaast is studentenhuisvesting en huisvesting van de staf een grote opgave. We zien dat in de verhitte woningmarkt het vinden van huizen voor stafmedewerkers steeds lastiger wordt. Het aantrekken van talenten wordt daardoor steeds lastiger”
Hoe gaan jullie met dit vraagstuk om? Met wie praat je hierover? Wat is bijvoorbeeld de rol van de gemeente hierin?
Dennis: “wij hebben in Amsterdam een convenant met de gemeente en we hebben een coalitie Kennisstad. Dat is een coalitie met alle hoger onderwijsinstellingen: Vrije Universiteit, Hogeschool van Amsterdam, Hogeschool Inholland, Hogeschool voor de Kunsten, Gerrit Rietveld Academie en woningcorporaties gespecialiseerd in
studentenhuisvesting, De Key en DUWO. We proberen in dat gremium meer nadruk te leggen op het belang van huisvesting. Dus we zitten heel dicht tegen de gemeente Amsterdam aan, maar juist ook daarbuiten in de metropoolregio Amsterdam (MRA). We voeren gesprekken met alle randgemeentes over mogelijkheden voor het huisvesten van studenten en staf. Daarnaast zit ik ook in het landelijk platform studentenhuisvesting met o.a. BZK, gemeentes, Kences, Vastgoedbelang en studentenvertegenwoordiging (LSVB) dat zich hierover buigt.”
Marijke: “Bij ons vormt het opvangen van internationale studenten een groot vraagstuk. We hebben te maken met een steeds groter wordende populatie aan internationale studenten. Om onze positie te behouden, zowel nationaal als internationaal, moeten we die internationale student iets kunnen bieden. En dat is die studentenkamer, maar ook een aantrekkelijk campus met alle randverschijnselen die ‘toevallige’ ontmoetingen faciliteert, een perfecte individuele studieplek of juist ruimte waar studenten in groepsverband aan projecten kunnen werken. Dat soort voorzieningen op de campus moet je, naast de standaardruimte die nodig is voor onderwijs en kantoor, als basis op orde hebben. We hebben dus de ambitie om aan een bepaald percentage studenten een kamer te kunnen bieden om te voorkomen dat we in september schrijnende taferelen krijgen als studenten geen kamer kunnen krijgen. Dat is een korte termijn probleem, maar daar zijn we wel met man en macht mee bezig.
Op de langere termijn kijken we naar vraagstukken rondom de verbinding met de stad en naar ons vastgoedbeleid. De efficiëntie van ons kantoorgebruik laat nog te wensen over. Dus het meekrijgen van de academische wereld om op een efficiëntere manier, die meer aansluit bij de nieuwe behoeftes die we met z’n allen hebben, is cruciaal, maar ook een grote uitdaging. Academici hechten, om allerlei redenen, nog steeds veel waarde aan een eigen kamer. Bij de ondersteunende diensten is het werken met flexplekken meer ingeburgerd.
Het is aan ons de taak om binnen de vele meningen en belangen te zoeken naar manieren om de werkelijke behoefte van de community in een post-corona tijdperk zo goed mogelijk te faciliteren.
We zijn hierover doorlopend in gesprek met onder andere de directeuren bedrijfsvoering en onderwijs van de faculteiten en onze dienst Onderwijs- en Studentzaken. We moeten in gezamenlijkheid bedenken hoe wij dit gaan aanvliegen. Daarin pleit ik ervoor om niet alleen te kijken naar de korte termijn-uitdagingen. We moeten onze blik ook op de toekomst richten: we hebben nu meer studenten, dus je hebt meer onderwijszalen en studieplekken nodig. Hoe kun je dat op een toekomstbestendige manier oplossen, rekening houdend met alle onderwijstrends, behoeftes en benodigde randvoorwaarden? Wij zijn dus doorlopend op zoek naar nieuwe manieren van onderwijs aanbieden: van probleemgestuurd naar online en hybride onderwijs.
Tegelijkertijd blijven we ook in contact met diverse partijen in de stad. Bijvoorbeeld: op het dossier (internationale) studentenhuisvesting is een manager ‘Housing’ op alle fronten aangehaakt bij de woningontwikkelingen in de regio Rotterdam. Parallel hieraan ben ik, samen met collega’s, intensief in gesprek met de gemeente zodat we samen kunnen (blijven) optrekken.”
Hebben deze uitdagingen een weerslag op de (uitvoering) van de kerntaken?
Dennis: “Wat betreft het beschikbaar stellen van huisvesting hebben wij dus met twee aspecten te maken: ruimte voor staf en voor studenten. Als onderwijsinstelling wil je nu eenmaal op internationaal niveau blijven concurreren op het gebied van onderzoek en onderwijs. Daarvoor moeten we goede krachten binnen weten te halen. Door net dat extra stapje te zetten en ze een woning aan te bieden haal je, op een concurrerende markt, degene binnen die je graag zou willen. Het kunnen bieden van goede huisvesting versterkt onze concurrentiepositie.
In het kader van studenten hebben we een groep die vorig jaar is gestart met een studie en, gedwongen door corona thuis is gebleven. Dit jaar komt ook die groep deze kant op. Wij moeten dus die thuisblijvers en de nieuwe aanwas eerstejaarsstudenten kunnen accommoderen. Daarnaast was dit jaar, door corona, het bindend studieadvies niet van toepassing en zijn er minder studenten uitgestroomd. Kortom, we hebben meer studenten. We komen daardoor in de knel wat betreft onze faciliteiten.”
Marijke: “In Nederland vissen we, met relatief veel universiteiten, uit een beperkte vijver aan studenten. Als universiteit moet je dus de slag om studenten maken om de inkomstenstroom op peil te houden en de investeringen te kunnen doen die nodig zijn voor onderzoek en onderwijs. Dit geldt voor vastgoedinvesteringen, maar ook voor de verbetering van de kwaliteit van het onderwijs en onderzoek. Het is dus niet zo dat iedereen louter gefocust is op die concurrentiepositie, maar het speelt wel een belangrijke rol in ons businessmodel.”
Wanneer je als onderwijsinstelling in deze realiteit relevant wilt blijven, betekent dat, zoals jullie stellen: ruimte bieden die voldoet aan de vraag en behoefte van vandaag én morgen. Vanwege de wet- en regelgeving rondom de verduurzaming van onze leefomgeving is duurzaamheid, ook voor onderwijsinstellingen, een groot thema. Het tekort aan fysieke ruimte heeft een invloed op het uitdenken en uitvoeren van die duurzaamheidsambities en -regels. Enerzijds is er behoefte aan meer vierkante meters om studenten en staf te accommoderen. Anderzijds moet er, in het kader van klimaatdoelstellingen, juist nagedacht worden over het verminderen van die vierkante meters. Hoe combineren jullie deze twee opgaven?
Dennis: “Deze twee thema’s schuren voortdurend met elkaar. De ‘footprint’ zit met name in de gebouwde omgeving. Dus als je duurzaam wilt zijn, moet je simpelweg minder vastgoed hebben. De studentenaantallen gaan voortdurend op en neer. Wij moeten voor de benodigde faciliteiten zorgen, zonder overmaat in onze portefeuille aan te houden. Dat is een strijd waar we continu mee bezig zijn. Het ei van Columbus is daarin nog niet gevonden, dus wij hebben ook geen pasklaar antwoord. Flexibele oplossingen, zoals aanhuurconstructies, zijn dus geen luxe.
Als instelling zitten wij nog in de campusvormingsfase, met een behoorlijk percentage ‘overmaat’ in de portefeuille. Maar we hebben eerst een forse renovatieopgave te realiseren, waarna er gekeken wordt hoe we met die ‘overmaat’ om zullen gaan. Daarnaast zijn er vanuit het klimaatakkoord sectorafspraken gemaakt. In de sectorale routekaart van de VSNU is afgesproken dat om op een goede wijze invulling te kunnen geven een plan op universiteitsniveau benodigd is. De UvA heeft de eigen planinvulling uitgewerkt in een Routekaart Energietransitie met als doelstelling: Paris Proof, All-electric in 2040. In de renovatieopgaven nemen we dit natuurlijk ook mee. “
Marijke: “Ons verhaal is identiek. Enerzijds zit die duurzaamheid op onze vastgoedvoorraad. Daar zijn we met twee grote projecten bezig: een nieuw onderwijs- en sportgebouw. Overigens is dat onderwijsgebouw vooral bedoeld om de groei van de afgelopen jaren te accommoderen. Dus we zijn daarmee nog niet uit de brand voor de huidige groei. Maar door de bouw van het nieuwe sportgebouw houden we het oude gebouw over. Dat zal tijdelijk ingezet worden als tentamenhal, omdat we achter de huidige tentamenhal studentenhuisvesting willen bouwen. Tegelijkertijd wordt ons monumentale pand, Tinbergen, gerenoveerd. Daarnaast hebben wij, zoals Dennis ook zegt, een aantal panden die over zijn. Een aantal daarvan komen in aanmerking voor de sloopnominatielijst.
Anderzijds, een deel van die duurzaamheid en een groot deel van de CO2-uitstoot komt uit ons transport. Dat zijn de business travels en het woon-werkverkeer. Op het vlak van business travels hebben we het relatief goed gedaan het afgelopen jaar door Corona. Dus de grote vraag gaat over het vasthouden van die ontwikkeling, ervoor zorgen dat je in de toekomst nut en noodzaak daar ook ter discussie brengt.
Het aankomend beleid, dat je binnen een straal van 700 kilometer in Europa niet meer vliegt maar met de trein reist, draagt daar zeker aan bij.
Op het gebied van woon-werkverkeer deden we het behoorlijk goed. Maar ik denk dat door corona weer meer mensen met de auto zullen gaan reizen omdat ze zich nog niet veilig genoeg voelen in het openbaar vervoer. Dus ook in de mobiliteit zullen we flink aan de knoppen moeten blijven draaien om dat zo duurzaam mogelijk te organiseren en die CO2-uitstoot terug te dringen.”
Inspiratietafel ‘Future Proof Onderwijs’
PPS Netwerk Nederland is gevraagd de Inspiratietafel ‘Future Proof Onderwijs’ op te zetten opdat omdenkers (opdrachtgevers, opdrachtnemers, stakeholders, thema-experts, adviseurs) actief strategische kennis en praktijkervaringen met elkaar kunnen uitwisselen en elkaar inspireren om te komen tot het beste plan voor een duurzaam en toekomstbestendig onderwijssysteem.
Lees meer over deze inspiratietafel >>
Meer weten?
PPS Netwerk Nederland organiseert regelmatig initiatieven rondom de thema’s vraagarticulatie, contractmodellen, selectie, projectrealisatie en exploitatie met intervisies, onderzoek, opleidingen, seminars, data voor ca. 20.000 professionals in de bouw, zorg, ICT, verduurzaming, infrastructuur en mobiliteit. Informeer naar de mogelijkheden via secretariaat@ppsnetwerk.nl / 030 – 30 39 760. Of blijf op de hoogte en meld u aan via dit formulier >>