Interview met voormalig wethouder Désirée Brummans over de permanente ontdekkingsreis in verduurzamingsopgaven
De gehele duurzaamheidssector is aan verandering onderhevig: sterk stijgende prijzen, nieuwe partijen en technologieën doen hun intrede en er gelden andere, nieuwe spelregels voor succes. De verduurzamingsambities maken dat we steeds meer van een productfocus naar een relatiefocus moeten gaan en in scenario’s moeten denken bij het ontwerpen van oplossingen voor lenigheid. Het gaat om samenwerken binnen, maar vooral ook buiten de eigen organisatie, waarbij verschillende belangen en veranderende dynamiek aan de orde van de dag zijn. Hoe opereren partijen in die context langjarig succesvol samen? In deze interviewreeks leggen wij dit vraagstuk voor aan de deelnemers aan de inspiratietafel ‘Grip op de Energietransitie’. Eén van hen is Désirée Brummans, voormalig wethouder Duurzaamheid, Ruimtelijke Ordening, Wonen en Beheer accommodaties en vastgoed bij de Gemeente Moerdijk. Wat is haar visie op de aanpak van de energietransitie? Wat moet (urgent) worden verbeterd en waar liggen (onbenutte) kansen op weg naar 2050?
U was onder andere belast met de portefeuille duurzaamheidsbeleid en energietransitie. Hoe manifesteert zich het vraagstuk rondom de warmtetransitie binnen deze portefeuille en wat zijn daarbij de uitdagingen?
“De warmtetransitie, dus het creëren van een aardgasvrije leefomgeving, benadert de gemeente als een apart hoofdstuk binnen de energietransitie. Door de Rijksoverheid wordt gestimuleerd zoveel mogelijk de ondergrond in te gaan, met diepe geothermie te werken en warmtenetten aan te leggen. Maar daarvoor is het te druk in de ondergrond. Dat is dus een dilemma.
Moerdijk ligt vlak bij een groot industrieterrein met veel warmteproducenten. Er wordt dus veel nagedacht over een realistische toepassing voor die restwarmte. Moerdijk heeft elf dorpen die ver uit elkaar liggen en in de ondergrond is het ook hier te druk. Desalniettemin heeft er een verkenning plaatsgevonden om de kansen omtrent een regionaal netwerk voor de benutting van de restwarmte in de regio. Dat deden we ook binnen de RES-verbond, waarbij gekeken werd naar welke dorpen op het netwerk konden worden aangesloten. Daarvoor is het essentieel om veel informatie te verzamelen voor de ontwikkeling van een visie, het in kaart brengen van de technische mogelijkheden en het maken van wijkuitvoeringsplannen. Ons uitgangspunten over haalbaarheid en betaalbaarheid speelden ook hier een belangrijke rol.”
Als we even inzoomen op die verkenningsfase. Waar haalde u de kennis en kunde op omtrent deze innovatie?
“We werkten met verschillende tafels, waaronder de innovatietafel. Daar werd zowel bestuurlijk als ambtelijk gepraat over een regionaal netwerk en de kansen daarvan. Ook werd er licht geschenen op ons grootste vraagstuk en knelpunt: de betaalbaarheid. Technisch zal er veel mogelijk zijn, maar bij wie komt de rekening te liggen?
We weten bijvoorbeeld, dat het verduurzamen van een gemiddelde woning zo’n twintigduizend euro kost. Slechts een kleine groep mensen in Nederland beschikt over de capaciteit om dit soort bedragen te investeren en -niet te vergeten- is bereid dit ook daadwerkelijk te doen. We hebben namelijk ook te maken met ‘energiearmoede’ – dat is schrijnend.
Technisch zal er veel mogelijk zijn, maar bij wie komt de rekening te liggen?
Gemeenten stellen duurzaamheidsleningen beschikbaar. Maar dat zijn leningen en moeten dus weer terugbetaald worden. Dus de grote vraag is: wat heb je daar als Rijksoverheid en provincie voor over om deze opgave voor elkaar te krijgen? Want de gemeente heeft daar simpelweg geen middelen voor. De gemeentelijke begrotingen in Nederland staan al onder druk en dat heeft alles te maken met het sociaal domein wat gemeenten een aantal jaren geleden toegewezen hebben gekregen. En zijn er nog aanvullende taken, waaronder de energie- en warmtetransitie. Gemeenten hebben nogal wat op het bordje gekregen, maar niet de bijbehorende portemonnee. Het is uitgesloten dat de gemeenten dit kunnen gaan financieren.”
Hiermee geeft u dus aan dat het vooral ook om geld draait. Is dat het gesprek dat we (meer) met elkaar zouden moeten voeren? Over wat we financieel van mensen mogen vragen?
“Daar moeten we het zeker meer over hebben. Het is leuk en aardig om dit soort opdrachten te krijgen als lokale overheid, en gemeenten onttrekken zich zeker niet aan hun verantwoordelijkheid, maar gemeenten zijn beperkt in wat zij kunnen doen met de middelen die zij nu hebben.”
Zouden alle uitdagingen opgelost zijn met het beschikbaar stellen van meer financiële middelen?
“Geld om gewoon aan de slag te gaan en op wijkniveau pilots te draaien is één ding. Maar laten we vooral niet vergeten dat we ook slimme handen nodig hebben die dit allemaal kunnen realiseren. Dat wordt ook onderschat. Ik sprak met de netbeheerder Enexis, zij gaven aan de komende jaren ruim vierduizend mensen nodig te hebben. De ROC’s worden geacht deze mensen op te leiden. Maar wat moeten ze bieden in de opleiding? Wat vraagt en verwacht de markt precies van deze toekomstige werknemers? Een ander groot probleem voor de regio West-Brabant (en andere delen van het land) is ‘transportschaarste’. Wij zijn inmiddels veel groene energie aan het opwekken. Maar dat kan niet teruggeleverd worden omdat onze netten vol zitten.
Dus iedereen is druk bezig om van alles en nog wat uit te vinden om die energietransitie voor elkaar te krijgen, maar ik vraag me oprecht af, of bij de Rijksoverheid voldoende beeld en geluid is voor dit soort knelpunten. Provincies, grote bedrijven en gemeenten doen veel moeite om dit in Den Haag tussen de oren te krijgen. De aanhaking van het Rijk op zaken waar we met elkaar van tevoren niet op geanticipeerd hadden, maar die we in de realisatie tegen komen, kan en moet beter.
Overigens, de ‘pech’ met de netcapaciteit heeft ook een positieve bijwerking: ik verwacht dat innovatie op het gebied van energieopslag – tijdelijke opslag op batterij en het doorleveren – hierdoor sneller zal gaan.”