In gesprek met Wicher Schönau, Partner bij TwynstraGudde en betrokken bij het ontzorgingsprogramma maatschappelijk vastgoed bij de provincie Overijssel over de aanpak van de energietransitie.
Het duurzaamheidsvraagstuk is actueler dan ooit. De energietransitie, o.a. ingegeven door de klimaatdoelstellingen van Parijs, zorgt voor een nieuwe realiteit waar overheden, bedrijfsleven en de samenleving volop mee te maken hebben. De gehele duurzaamheidssector is aan verandering onderhevig: nieuwe partijen en technologieën doen hun intrede en er gelden andere, nieuwe spelregels voor succes. De verduurzamingsambities maken dat we steeds meer van een productfocus naar een relatiefocus moeten gaan en in scenario’s moeten denken bij het ontwerpen van oplossingen voor lenigheid. Het gaat om samenwerken binnen maar vooral ook buiten de eigen organisatie, waarbij verschillende belangen en veranderende dynamiek aan de orde van de dag zijn. Hoe opereren partijen in die context langjarig succesvol samen?
In deze interviewreeks leggen wij dit vraagstuk voor aan de deelnemers aan de inspiratietafel ‘Grip op de Energietransitie’. Eén van hen is Wicher Schönau, Partner bij TwynstraGudde en betrokken bij het ontzorgingsprogramma maatschappelijk vastgoed bij de provincie Overijssel. Wat is zijn visie op de aanpak van de energietransitie? Wat moet (urgent) worden verbeterd en waar liggen (onbenutte) kansen op weg naar 2050?
“De allergrootste belemmering op dit moment is de grote druk die rust op de energietransitie. Er wordt onvoldoende onderkend dat het verduurzamingsvraagstuk óók een experiment is. Daardoor is er geen ruimte is om fouten te maken, en nog belangrijker: om van die fouten te kunnen/mogen leren. Natuurlijk worden verschillende pilotprogramma’s opgezet, voor bijvoorbeeld aardgasvrije wijken. Maar zodra de eindconclusies iets anders dan groots succes laten zien branden we het geheel af en gooien we het kind met het badwater weg.”
De oorzaak van dit fenomeen ligt volgens Wicher in de moeite die onze samenleving heeft met het accepteren van de gedachte dat ook projecten die geld kosten fout mogen gaan.
“Ik ben zelf betrokken bij het programma ‘Energierijk Den Haag’, een unieke samenwerking tussen drie overheidslagen die niet alleen over gebouwen gaat maar ook over de energiesystemen. Het programma is ook als een experiment opgezet, maar in de praktijk merk ik dat de buitenwereld ernaar kijkt met een sterke focus op ‘succes’. Het moét lukken. Daarmee schep je wel ruimte om te experimenteren, maar niet om van het experiment te leren. Dat is mijn grootste zorg als het gaat om dit vraagstuk. Want het geld en de kennis die nodig is om doelen te realiseren is er.”
“Maar als die kennis niet gebruikt mag worden voor dingen die ‘nieuw’ en ‘spannend’ zijn blijven we hangen waar we nu zijn.”
In beleid en visie roept ‘iedereen’ dat we juist streven naar ‘samen leren’ van de kleinschalige projecten die experimenteel worden opgezet. Kun je duiden waar die verkramping voor succes in de praktijk vandaan komt?
“Dit onderwerp is politiekgevoelig. Europa heeft verwachtingen, Den Haag heeft ambities, de provincie moet de weg naar succes faciliteren en de gemeente moet de belofte waarmaken, en graag binnen een zo kort mogelijke tijd. Die druk sijpelt door naar de uitvoering.”
Als projectleider van het ontzorgingsprogramma maatschappelijk vastgoed bij de provincie Overijssel ervaart hij deze dynamiek sterk in de praktijk. In dit programma worden eigenaren binnen gemeentes (o.a. kleine schoolbesturen, zorginstellingen, buurtenhuizen) geholpen om de eerste stappen te zetten naar verduurzaming met rijksmiddelen die via de provincie aan hen beschikbaar worden gesteld.
“Het heet een ‘ontzorgingsprogramma’ waarbij de verwachtingen heel hoog zijn gespannen, terwijl het geld dat daarvoor ter beschikking komt alleen voor het proces is. Waar geen aandacht voor is in deze discussie, is het gegeven dat de eigenaar een investering moet doen die financieel deels onrendabel is. Men doet alsof de energietransitie zichzelf terugverdient, dat is simpelweg incorrect. Natuurlijk zijn er maatregelen te treffen die zullen leiden tot energiebesparing en de daarmee gemoeide kosten.”
“Willen we de klimaatdoelstellingen halen, dan hoort daar ook een groot deel onrendabele investering bij.”
Hij erkent dat de energietransitie ook een ‘plus side’ heeft en dus niet geheel onrendabel is.
“Vanuit financieel optiek kunnen we investering als onrendabel zien omdat de prikkels om te verduurzamen nog onvoldoende aansluiten bij de opgave. Zo moet bij verduurzamingsinvesteringen in monumenten, die niet samenvallen met de natuurlijke onderhoudsmomenten, versneld worden afgeboekt. Dat is bestuurlijk gezien moeilijk verkoopbaar. De investering is wel rendabel voor onze opgave om het planeet te redden, maar niet financieel.”
Wat is er concreet nodig om kansen te benutten zodat we die klimaatdoelstellingen met de benodigde vaart kunnen halen?
“De verduurzamingsmarkt is nog onvolwassen: eigenaren kunnen nog niet de juiste vragen stellen, de markt heeft vele mooie oplossingen, maar mist daarbij een goede aansluiting met de eigenaar. Ze zijn gefocust op het verkopen van deeloplossingen, maar er is nog te weinig gemeenschappelijke kennis over wat er wel/niet werkt. Daarvoor is het nodig om te durven falen en leren van onze fouten zodat we over tien jaar als collectief voldoende objectieve kennis en inzichten hebben verzameld zodat we structureel vaart kunnen maken.”
Wat zou de meest efficiënte route zijn om die kennisontwikkeling- en overdracht te realiseren?
“In het eerdergenoemde ontzorgingsprogramma in Overijssel werken we vanuit de filosofie dat kennisoverdracht op het niveau van peer-to-peer moet plaatsvinden. Eigenaren die bepaalde verduurzamingsstappen hebben gezet worden gestimuleerd hun ervaringen te delen met anderen die het pad nog moeten bewandelen. Met het zien en horen hoe de maatregelen hebben uitgepakt bij een soortgelijke casus bereiken we in dat kader meer dan een overheidsfunctionaris die sec vanuit zijn functie diezelfde kennis en informatie deelt.”
Overheden hebben een voorbeeldfunctie in de opgave. Maar ze zitten momenteel financieel ook in zwaar weer. Ze moeten beleidskeuzes maken op basis van schaarste in middelen en mensen. We zien dus dat er weinig overheden zijn die op grote schaal middelen beschikbaar stellen om verduurzamingtrajecten te faciliteren. Wat kunnen ze doen om ambities concreet te materialiseren en hun voorbeeldfunctie waar te maken?
“Het Rijk stelt steeds meer grote fondsen beschikbaar om, met name in de woningbouw, grootschalige trajecten met een sterk energiebesparende component te faciliteren. Ook Europa maakt dezelfde beweging met de Fit for 55 als voorbeeld. Idealiter zien we dat een substantieel deel van het gemeentefonds geoormerkt is voor de energietransitie. Maar grootscheeps geld om op lokaalniveau te verduurzamen is er nog steeds te weinig. Het komt wel, maar gestaag.”
“Maar grootscheeps geld om op lokaalniveau te verduurzamen is er nog steeds te weinig.”
Hij erkent dat het incidenteel en subsidie gestuurd karakter van deze beweging beperkend werkt voor het aantal partijen dat hiervan gebruik zal kunnen maken.
“Naast het beschikbaar stellen van gelden om verduurzaming aan te jagen zouden gemeenten het maatschappelijk vastgoed in hun portefeuille nog beter kunnen ‘gebruiken’/inzetten om hun voorbeeldfunctie waar te maken. Door zichtbaar en publiekelijk te investeren in de verduurzaming van hun portefeuille kunnen ze aan burgers en het bedrijfsleven laten zien hoe deze stap de leefbaarheid positief beïnvloedt waardoor anderen kunnen volgen.”
Hoe kunnen ze stakeholders incentiveren om dat voorbeeld te volgen zonder daarbij belangen uit het oog te verliezen?
“We hebben grotere fondsen nodig om professionele eigenaren die serieus aan willen pakken te stimuleren binnen een tijdsbestek van bijvoorbeeld dertig jaar naar een bepaalde energieprestatie te werken. De boodschap aan hen zou kunnen zijn: “wij stellen gelden beschikbaar om verduurzamingsambities te financieren. Maar hoe langer je wacht met het aanvragen daarvan, hoe minder er beschikbaar zal zijn. Dat is een sterke prikkel om snel in beweging te komen voor degenen die hun huiswerk goed doen en een sterke businesscase kunnen laten zien.”
Naast het beschikbaar stellen van financiële middelen ziet Wicher ook winst in het aanscherpen van de wet- en regelgeving als extra prikkel om vaart te maken in het realiseren van de klimaatdoelstellingen. Hij kan zich voorstellen dat het bedrijfsleven daardoor liever eieren voor zijn geld zal kiezen en voor compliance zal gaan. Maar welk effect heeft dit op de particuliere eigenaar?
“De particuliere eigenaar zal om een overgangsregeling vragen, en daar moet de wetgever een aanzienlijk geldbedrag voor vrijmaken. Maar dat laat onverlet dat het wel een effectieve route zou kunnen zijn. Bijvoorbeeld, als we nu zouden stellen dat BENG ook voor de bestaande bouw moet gelden, zal iedere eigenaar gedwongen worden in het gebouw te investeren. Wat hier vaak ontbreekt is de benodigde kennis bij professionele eigenaren over het indirect rendement c.q. waardebehoud- en ontwikkeling van gebouwen op de lange termijn door verduurzaming.”
“De energietransitie is dus ook veel meer een economisch vraagstuk over waardebehoud- en waardeontwikkeling en het maken van een lange termijn investeringsprognose.”
Wat zie jij als de definitie van het eerste succes in deze transitie?
“We moeten de werking en impact van de pilots die we overal draaien meer op structurele basis evalueren. De eerste fase van het verduurzamingsvraagstuk was voornamelijk vanuit beleid ingestoken. Nu komen we steeds meer in de realiteitsfase terecht. We kunnen nu plannen en ambities gaan bijstellen op basis van wat we intussen in de praktijk geleerd hebben.”
De evaluatie van het aardgasvrij maken van wijken in Purmerend heeft laten zien dat een groot deel van de benaderde partijen niet mee doet en dat er meer middelen per woning nodig zijn om de transitie effectief te laten zijn. Daar zijn ‘schokkende’ berichten over naar buiten gekomen die de terughoudendheid van vele ‘doemdenkers’ heeft gevoed. Heeft de evaluatie de discussie ook een positieve wending gegeven?
“Zonder deze informatie zouden we te lang in een rooskleurig beeld blijven hangen. Met de resultaten uit deze evaluaties laten we de ‘wittebroodsweken’ steeds meer achter ons, dat maakt de weg vrij om ‘serieuzer’ aan de slag te gaan met de grote opgave die voor ons ligt. We kunnen het ons niet meer permitteren om vrijblijvend te experimenten. We zijn het aan onszelf en anderen verschuldigd om een feedback loop te creëren waarmee we kunnen blijven leren opdat beleid en praktijk nauwer op elkaar aansluiten en tempo kan worden gemaakt in de verduurzaming van met name de bestaande voorraad.”
“We kunnen het ons niet meer permitteren om vrijblijvend te experimenten.”
Inspiratietafel ‘Grip op de Energietransitie’
PPS Netwerk Nederland (Professioneel Projectmanagement en Samenwerking in bouw en ICT) is gevraagd de Inspiratietafel ‘Grip op de Energietransitie’ op te zetten opdat omdenkers (opdrachtgevers, opdrachtnemers, stakeholders, themaexperts, adviseurs) actief strategische kennis en praktijkervaringen met elkaar kunnen uitwisselen en elkaar te inspireren om te komen tot het beste plan voor een duurzaam en toekomstbestendig samenwerking bij opgaves rondom de energietransitie.
Lees meer over het programma en aanmelden >>
Meer weten?
PPS Netwerk Nederland organiseert regelmatig initiatieven rondom de thema’s vraagarticulatie, contractmodellen, selectie, projectrealisatie en exploitatie met intervisies, onderzoek, opleidingen, seminars, data voor ca. 20.000 professionals in de bouw, zorg, ICT, verduurzaming, infrastructuur en mobiliteit. Informeer naar de mogelijkheden via secretariaat@ppsnetwerk.nl / 030 – 30 39 760. Of blijf op de hoogte en meld u aan via dit formulier >>