Interview met voormalig wethouder Désirée Brummans over de permanente ontdekkingsreis in verduurzamingsopgaven
De gehele duurzaamheidssector is aan verandering onderhevig: sterk stijgende prijzen, nieuwe partijen en technologieën doen hun intrede en er gelden andere, nieuwe spelregels voor succes. De verduurzamingsambities maken dat we steeds meer van een productfocus naar een relatiefocus moeten gaan en in scenario’s moeten denken bij het ontwerpen van oplossingen voor lenigheid. Het gaat om samenwerken binnen, maar vooral ook buiten de eigen organisatie, waarbij verschillende belangen en veranderende dynamiek aan de orde van de dag zijn. Hoe opereren partijen in die context langjarig succesvol samen? In deze interviewreeks leggen wij dit vraagstuk voor aan de deelnemers aan de inspiratietafel ‘Grip op de Energietransitie’. Eén van hen is Désirée Brummans, voormalig wethouder Duurzaamheid, Ruimtelijke Ordening, Wonen en Beheer accommodaties en vastgoed bij de Gemeente Moerdijk. Wat is haar visie op de aanpak van de energietransitie? Wat moet (urgent) worden verbeterd en waar liggen (onbenutte) kansen op weg naar 2050?
Versnippering aan vraagzijde resulteert veelal in suboptimalisatie als het gaat om de benutting van synergievoordelen. Samenwerken wordt daardoor als een primaire voorwaarde gezien binnen verduurzamingsopgaven. Wat is daarop uw visie?
“De kernvraag in de energietransitie gaat over het met elkaar verbinden van de vele partijen die met dit vraagstuk bezig zijn. Ik ben vier jaar Wethouder geweest en er is één woord dat op mijn netvlies blijft kleven: integraal. Voorkomen dat men langs elkaar heen werken door een transitie te maken van sectoraal naar integraal werken.
Voor de realisatie van het Klimaatakkoord zijn in het nationaal programma dertig regio’s benoemd, waaronder West-Brabant. Daarin werkt Moerdijk samen met zestien gemeenten. Dat is een behoorlijke stap, want we hebben 352 gemeenten in Nederland. Als je op regionaal niveau in groepen met elkaar samenwerkt ben je ook relatief snel op gelijke niveau geïnformeerd. In de praktijk houdt dat in, dat alle deelnemende gemeenten tegelijkertijd en op gelijke niveau inzicht krijgen in waar we het met elkaar over hebben. Op basis daarvan worden in gezamenlijkheid taken, het opwekken van energie, verdeeld. Daarnaast hebben we uiteraard te maken met de immense opgave rondom de warmtetransitie waarin samenwerken eveneens een cruciale rol speelt. Dit is een samenwerkingsstructuur die voor alle partijen waardevol en prettig is.”
Het RES-proces is mede bedoeld om een maatschappelijke beweging op gang te brengen. Hoe verhoudt de governance van het RES-proces zich tot bestaande klimaatwet- en regelgeving en wat is daarin de plaats van participatie en inspraak?

Desiree Brummans
“In de governance van de Regionale Energie Strategieën (RES) hebben wij een kopgroep waarin de Gemeente Moerdijk samenwerkt met hoog betrokken wethouders van de zestien gemeenten. Daarnaast is er een stuurgroep met alle wethouders. Deze worden ambtelijk ondersteund door een kernteam werkgroep. Die structuur maakt dat in de kopgroep alle stukken worden voorbereid voor de stuurgroep en het kernteam de kopgroep voorziet van de nodige informatie uit de dagelijkse praktijk.
De afstemming met belanghebbenden is georganiseerd via een klankbordgroep van stakeholders variërend van Shell tot aan de kleinere private partijen en het onderwijs. Het doel van deze klankgroep is zoveel mogelijk kennis met elkaar uitwisselen. Dit is broodnodig omdat we met een nieuwe opgave bezig zijn, we zijn echt iets nieuws aan het uitvinden met elkaar. Dat vraagt iets van ons ‘denken’. Ik probeerde dat ook altijd aan de gemeenteraad uit te leggen, want zij moeten uiteindelijk de besluiten nemen. Dus manieren vinden om hen aan te laten haken is essentieel. Daarom worden allerlei informatiebijeenkomsten voor gemeenteraden georganiseerd, en heel belangrijk vanuit de participatiegedachte: voor de inwoners. De oefening gaat dus om het voortdurend ophalen en uitwisselen van informatie om uiteindelijk tot keuzes te komen voor de realisatie van het Klimaatakkoord. Dáár gaat het uiteindelijk om.”
De energietransitie is een permanente ontdekkingsreis, een ‘never ending story’
We zijn met elkaar dus, op lokaal en globaal niveau, lerend aan het experimenteren op dit vlak. De ideale oplossing en toepassing van vandaag kan morgen alweer overbodig en passé zijn. Daardoor hebben sommige partijen de neiging om te vertragen: “wij wachten eerst op de perfecte oplossing om pas daarna aan de slag te gaan.” Maar 2030 en 2050 naderen razendsnel, dus doelstellingen moeten versneld gerealiseerd worden. Hoe zorgde u ervoor dat de kennis en informatie die u vanuit allerlei hoeken ophaalde meteen werd ingezet ter optimalisatie van de uitvoeringskracht en dat er dus niet eerst op de meest ideale oplossing van morgen werd gewacht?
“De energietransitie is een permanente ontdekkingsreis, een ‘never ending story’: de functionaliteit en effectiviteit van wat je vandaag uitvindt kan morgen weer helemaal anders uitpakken. Daarom is het voornaam om dit voor het voetlicht te brengen en daar ook draagvlak voor te creëren. Het alternatief is onbegrip voor je plannen en acties. Dus boven alles: je hebt mensen in je team nodig die echt intrinsiek gedreven zijn en affiniteit hebben met dit onderwerp om snelheid te creëer in je leervermogen. En heel eerlijk, ik prijsde mij rijk met drie zeer bevlogen adviseurs in mijn team: een algemeen adviseur en een specialist voor de warmtetransitie. Daarnaast heeft de Gemeente Moerdijk een socioloog gespecialiseerd in groepsprocessen, in participatieprocessen is zijn kennis en kunde onmisbaar.
Snelheid wordt ook gecreëerd door buiten de RES een energieprogramma Moerdijk te hebben waarin de lokale ambities en doelstellingen centraal staan. Wat leidend is bij het kiezen van oplossingen is sturen op haalbaarheid en betaalbaarheid en dat iedereen meedoet.”
U stuurde altijd op haalbaarheid, betaalbaarheid en het betrekken van alle inwoners. Dat betekent binnen de eigen gemeente dat er dus een nauwe samenwerking nodig is met bijvoorbeeld woningcorporaties in het kader van de verduurzaming van hun woningvoorraad. Hoe verloopt die samenwerking?
“Bij woningcorporaties stuurde ik op strategisch partnerschap, dat geldt dus ook voor de energie- en warmtetransitie. Zij zijn nu eenmaal deels afhankelijk van de visie en strategie van de gemeente. Er vindt periodiek overleg plaats, zowel op ambtelijk als bestuurlijk niveau. Centrale vragen in die overleggen gaan veelal over hoe zij in hun rol kunnen bijdragen aan de transitie en over hoe wij, als gemeente, daarbij kunnen helpen. Wat kunnen zij doen, wat hebben zij daarbij van de gemeente nodig en wat kan gezamenlijk opgepakt worden? Wij zagen in de praktijk dat onze woningcorporatie een serieus programma heeft en veel geld ter beschikking stelt voor de verduurzaming van haar woningareaal. Dat stemt positief.
Er worden zoveel mogelijk informatieavonden voor onze inwoners georganiseerd en vanuit het kennisdelingsprincipe worden de woningcorporatie ook altijd uitgenodigd. Het doel: mensen meenemen in dat transitiedenken, want daar begint het mee. De opgave beperkt zich veelal tot de basis: mensen meenemen in de toegevoegd waarde van verduurzaming: het isoleren van de woning, werken met spaarlampen en mensen complimenteren voor wat ze al doen. De boodschap daarbij is dus: “alles wat je niet verbruikt hoef je ook niet op te wekken. Dus isolatie is heel primair en van daaruit bouw je het verder op.”
Wat leidend is bij het kiezen van oplossingen is sturen op haalbaarheid en betaalbaarheid en dat iedereen meedoet.
Biedt het kennisdelingsprincipe ruimte om de dilemma’s waarmee gemeenten ‘kampen’ bespreekbaar te maken?
“Nog niet voldoende, ik vind dat we met elkaar nog te weinig over dilemma’s praten. Bijvoorbeeld, over het plaatsen van windmolens. Gemeenten ondervinden daarbij veel weerstand in de praktijk, maar het is een techniek waarvan we op dit moment weten dat het substantieel bijdraagt aan de opwekking van duurzame energie. In de praktijk hoorde ik veel geluiden over “even wachten totdat er iets beters is uitgevonden”. Daar kúnnen we niet op wachten.
De klimaatverandering is er nu, we hebben daar dus nu mee te dealen. Als je ernstig ziek wordt, dan zeg je ook niet: “ik wacht nog even met ingrijpen want over tien jaar zullen er wel betere medicijnen zijn.” Het is misschien een bizarre vergelijking, maar klimaatverandering maakt ons ziek, het maakt de aarde ziek. We moeten dus niet over twee of tien jaar handelen, maar vandaag. Parallel hieraan moeten we natuurlijk vaart blijven maken met innovaties op het gebied van duurzame energieopwekkers. “